Zoals Debussy’s ‘La cathédrale engloutie’ doet denken aan een gracieuze basiliek die tussen de mistflarden uit het water herrijst, om vervolgens op mysterieuze wijze weer in de donkere diepten te verdwijnen; zo associeert de naam van Paolo Giacometti met het land van zwoele zomeravonden en overheerlijke ‘pasta e vino’. Niet geheel onterecht, zo blijkt. “Ik heb de Italiaanse nationaliteit en rijd nog met twee paspoorten rond, waarmee ik me James Bond mag voelen”, lacht de wereldpianist.
“Ik ben in Milaan geboren”, vertelt Giacometti, “en beide ouders zijn Italiaans. Maar ik was één jaar oud toen ik naar Nederland kwam, dus ik ben helemaal hier opgegroeid. En hoewel Italië mijn tweede thuis is en ik mijn dubbele nationaliteit altijd als een fijn extraatje heb ervaren, ben ik voor het grootste gedeelte wel gewoon een echte Hollander.”
Klein feestje
Als je bedenkt dat papa en mama Giacometti elkaar bij een klassiek concert leerden kennen, is het haast niet verwonderlijk dat uit die liefde een muzikale spruit voortkomt: “Mijn ouders waren allebei dol op de piano en luisterden veel naar pianomuziek. Het gaf een grote voorsprong dat ik op jonge leeftijd het grote pianospel meekreeg. Ik hoorde zoveel grote pianisten en platen. Op mijn achtste wist ik al dat Rubinstein iets bijzonders deed. Of dan wisten mijn ouders een klassieke, loodzware plaat uit de Sovjet-Unie te bemachtigen met daarop de Schilderijententoonstelling van Moessorgski. Man, dan was het thuis een klein feestje!”
Lees het interview op de website van de Edesche Concertzaal 》